
Jurisprudentie
AZ3102
Datum uitspraak2006-11-21
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers271230
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers271230
Statusgepubliceerd
Indicatie
Een procespartij dient een wrakingsverzoek in, aangezien zij meent dat de rechter geen onpartijdig oordeel in haar zal zal kunnen geven, daar de rechter, aldus de verzoekster, een vooringenomen houding heeft aangenomen.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 271230
Rolnummer : HA RK 06-170
Uitspraak : 21 november 2006
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H. HOOGVLIET AUTOSCHADE SPIJKENISSE B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
hierna te noemen: verzoekster,
raadsman mr. P.P.H. Verheijden,
strekkende tot wraking van:
mr. [de rechter],
kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle,
hierna te noemen: de rechter.
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 17 oktober 2006 is door de rechter behandeld de door mevrouw B.M. Biersma-Ter Weele tegen verzoekster aanhangig gemaakte procedure ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, welke procedure als kenmerk heeft: 749747 VZ VERZ 06-673.
Bij fax-bericht van 20 oktober 2006 heeft de raadsman van verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevinden de op de hiervoor genoemde zitting van 17 oktober 2006 door de griffier gehouden aantekeningen.
Verzoekster alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de heer H. Hoogvliet, direkteur van verzoekster, alsmede de raadsman van verzoekster, mr. Verheijden voornoemd. Mr. Verheijden heeft aan de hand van pleitnotities het standpunt van verzoekster nader toegelicht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een fax-bericht d.d. 24 oktober 2006 van de raadsman van mevrouw Biersma.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoekster meent dat de rechterlijke onafhankelijkheid/onpartijdigheid ontbreekt om reden als volgt.
De rechter is er bij de mondelinge behandeling van 17 oktober 2006 op voorhand van uit gegaan dat verzoekster het zo trachtte te leiden dat zij hoe dan ook - linksom of rechtsom - van mevrouw Biersma af zou komen, terwijl de CWI-procedure nog loopt en het maar zeer de vraag is of verzoekster toestemming zal krijgen om de arbeidsverhouding met mevrouw Biersma op te zeggen.
Voorts is de rechter er vanwege het enkele feit dat verzoekster ontslag voor mevrouw Biersma heeft aangevraagd op voorhand vanuit gegaan dat de arbeidsverhouding tussen partijen is verstoord. De rechter heeft geweigerd over de vermeende verstoring van de arbeidsverhouding te spreken. De rechter ging er van uit dat verzoekster niet over een ontslagvergoeding wilde praten, terwijl verzoekster daarover niet kan praten, omdat zij niet beschikt over de daarvoor benodigde middelen.
De rechter heeft zich voorts vijandig getoond ten opzichte van verzoekster en heeft zich laten leiden door haar persoonlijke situatie. Dit blijkt uit het gebruik van bewoordingen als “U begrijpt niet hoe Biersma zich voelt. Het gaat om het gevoel. Ach ja, vrouwen komen van Venus en mannen komen van Mars. Hoogvliet heeft door aan Biersma mee te delen dat voor haar ontslag is aangevraagd schandalig gehandeld…. Zo ga je niet met mensen om.”
De veronderstelling van de rechter dat verzoekster oneigenlijk gebruik maakt van de mogelijkheid tot het indienen van een wrakingsverzoek is onjuist en getuigt in feite opnieuw van vooringenomenheid van de rechter. De rechter doet in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek voorkomen alsof slechts sprake is geweest van een ongelukkige discussie tussen haar en de gemachtigde van verzoekster, veroorzaakt door de houding en de uitstraling van de gemachtigde ter zitting. Die houding wordt betwist. De uitstraling betreft een perceptie van de rechter, waarbij het de vraag is of die een rol zou mogen spelen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek.
Voorts heeft de rechter te kennen gegeven dat primair van mening te zijn dat het verzoek is ingediend op oneigenlijke gronden, namelijk om uitstel van de beslissing te bewerkstelligen, en subsidiair dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren, hoewel zij toegeeft dat de discussie tijdens de mondelinge behandeling geen schoonheidsprijs verdient.
3. De beoordeling
3.1
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoekster bestaande vrees dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.2
In haar schriftelijke reactie schrijft de rechter dat toegegeven moet worden dat de discussie tussen de gemachtigde van verzoekster en de rechter ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 17 oktober 2006 niet de schoonheidsprijs verdient. Dat is een oordeel dat door de rechtbank wordt gedeeld.
3.3
Voorts is de rechtbank van oordeel dat in de door de rechter op de genoemde zitting gebezigde bewoordingen, waarvan de gewraakte bewoordingen in essentie bevestiging vinden in het van de zitting opgemaakte proces-verbaal, een vorm van persoonlijke verontwaardiging doorklinkt over de veronderstelde proceshouding van verzoekster. Die indruk wordt versterkt door de door de rechter ingediende schriftelijke reactie. Deze verontwaardiging heeft de rechter blijkens het proces-verbaal van de zitting een enkele keer ook tot uitdrukking gebracht in niet passende bewoordingen. Deze toonzetting, waaruit welhaast een persoonlijke (emotionele) betrokkenheid van de rechter bij (de aard van) het geschil kan worden afgeleid, gevoegd bij het gegeven dat de rechter aan verzoekster weinig ruimte heeft geboden om tegenover de negatieve uitlatingen van de rechter haar standpunt uit te werken, brengt de rechtbank tot het oordeel dat de houding van de rechter ter zitting bij verzoekster aanleiding heeft kunnen geven tot de objectief gerechtvaardigde vrees dat zij jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert.
3.4
Op grond van het vorenstaande is de wraking gegrond en moet het verzoek worden toegewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst toe het verzoek tot wraking van mr. [de rechter].
Deze beslissing is gegeven op 21 november 2006 door mr. Van der Grinten, voorzitter,
mr. Ahsmann en mr. Peeck, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.

